Die stad
zojuist riep de stad me de deur uit
de grachten op, de stegen door
ik liep door dat park in zuid
waar ik zomerslang danste op
het ritme van kalebassen
met vlinders die zelfs in oktober
nog af en aan vlogen
naar die brug in west waar ik ooit afscheid nam
waar je de tranen nog altijd kan horen vallen
naar die markt vol vis waar ik aan de lippen hing
van iemand die zo mooi kon vertellen
dat ik wilde logeren in de verhalen
flanerend in mijn beste huid, met mijn mooiste ogen
zocht ik de wegen af naar de paradijsvogels
de bonte parade van volksminnaars, straatdichters
van wandelende kunstwerken en gelukszoekers
die net als ik ooit de stadsgrenzen overstaken
en toen ik me weer even omhelsd voelde
de stad als een zachte stola om me heen
wist ik het weer
vanaf hier, vanuit deze stad
hou ik het meest van de wereld